Cérémonie de démariage


een verhaal van Hans Godfroid

Na de duisternis van het naaldhout kleurt een statige beukenlaan van somber bruin naar vrolijk geel. Door het transparante bladerdak heen schemert een blauwe herfsthemel. Een lage zon scheert messcherp tussen de stammen van het Forêt de Fougères in Bretagne door en verblindt de wandelaars die terugkeren van het meertje. Voeten schuifelen over de koperen loper. Er struikelt een been, een arm schiet toe, overal ritselt het. De prikkelende geur van houtrook dringt door tot in het bos en vermengt zich met het parfum van stervende bladeren. Op een open plek, omzoomd door rijzige dennen en knoestige eiken, staat zwijgend het granieten woonhuis van een verlaten boerderij, geflankeerd door lege stallen en verstofte schuren. Rumoerig stapt een opgefrist gezelschap het huis binnen, de behagelijke warmte van de schouw tegemoet. Gérard en zijn vrouw hebben de restanten van de vorige maaltijd opgewarmd, het ruikt naar knoflook, naar tijm en naar soep. Over een paar uur is alles voorbij, het vrolijke samenzijn, de plechtige ceremonie en het huwelijk van Christian en Marie-Annick. Want daarom zijn ze bijeen gekomen.
"Cérémonie de démariage". Wat dat betekende, wist tot voor kort niemand, wat het nu betekent, is niet meer dan een vermoeden. Twee maanden geleden kwam de uitnodiging vergezeld van een korte uitleg. We wisten, of zouden kunnen weten, dat Christian en Marie-Annick sinds twee jaar niet langer konden samenleven. Het ging niet meer, hun wegen liepen te ver uiteen, alle pogingen de kloof te overbruggen ten spijt. Geen relatietherapeut, geen biodanza, geen massagecursus gaf uitkomst, de boot van hun huwelijk had teveel water gemaakt en kapseisde. En eigenlijk begrijp ik het wel. Marie-Annick, beschadigd door een liefdeloze jeugd en een strijd om de opleiding tot verpleegkundige te mogen volgen, werd geobsedeerd door het idee niet aan ieders eisen te kunnen voldoen en gekweld door een smartelijk verlangen naar erkenning. Zelfs Christian, met al zijn tact, kon hier niet aan voldoen. Denigrerende opmerkingen van artsen in haar ziekenhuis, refereerden te veel aan vernederingen door haar vader in haar kinderjaren. Werkdruk, een groeiend gezin en de drukke baan van Christian, vormden mede een voedingsbodem voor een burn-out. Ernstig energieverlies, slaapstoornissen, concentratieverlies en verscheidene lichamelijke klachten, ze voldeed aan alle criteria. Haar baan als verpleegkundige bij bejaarde nonnen kon ze niet volhouden.
In desolate toestand trof ik haar een keer aan in een relaxfauteuil voor de schuifpui van hun huis aan de Pichonet in Laignelet. Christian deed zijn best om zijn Nederlandse gasten te vermaken, serveerde hen afgekoelde gerechten en schonk de verkeerde wijn.
Vijf jaar geleden: Tijdens een autorit van het ziekenhuis naar een picknickplaats, remde Christian plotseling af en parkeerde de wagen aan de bosrand. We hadden net een gewonde deelnemer aan de jaarlijkse uitwisseling tussen onze twee dorpen naar de eerste hulp gebracht, om een wond aan zijn kin te laten hechten.
"Ik wil dat je het van mij hoort, zelfs Daniel weet het niet. Tussen Marie-Annick en mij gaat het niet goed".
Een jaar later namen ze afscheid van me met de toevoeging dat ze er hard aan werkten. Het jaar daarna zat ik tegenover Marie-Annick aan het slotdiner ter afsluiting van vier dagen uitwisseling en vertelde ze dat ze geweldig baat had bij de beoefening van taichi. Ze zou opgeleid worden tot leraar.
Dit voorjaar logeerde ik bij Christian en maakte kennis met Sylvie, zijn partner in een voorzichtige nieuwe relatie. Marie-Annick woonde al meer dan een jaar in Fougères.
In de gîte in het bos sta ik nu tegenover haar. Houtblokken knisperen in de schouw, stemmige muziek klinkt uit een luidspreker. Alegria.
"Het is mijn lievelingsnummer", zegt ze.
We beginnen te dansen en plaatsen onze handpalmen tegen elkaar. Onze armen beginnen als vanzelf te bewegen als we elkaar strak aankijken. We wijken, we naderen, we draaien om elkaar heen. Mijn handen dwalen naar haar hoofd, omvatten haar gezicht en dalen naar haar schouders. Een onbekende energie stroomt tussen ons. Geen van beiden kijkt weg als we achterwaarts stappen tot enkel onze vingertoppen nog raken ten afscheid. Een korte omhelzing volgt en het is voorbij, voor altijd.
Daniel neemt me straks mee in zijn luxe Citroën. Hij laadt de sjoelbakken in en legt behoedzaam een dure camera op de achterbank. Dan volgt het afscheid van vijfentwintig gasten, familie en intieme vrienden. Iedereen omhelst iedereen. Alice, Aurore, Antoine, de drie volwassen kinderen, Anne, Gérard, Jean-Paul. De baard van Nicolas kriebelt in mijn oor. We hebben het afgelopen etmaal veel met elkaar beleefd. Tenslotte omhels ik Christian langdurig, krachtig. Hij bromt als een beer. Hem zal ik zeker weerzien.
Terug in Laignelet, het dorp waarmee mijn dorp een "jumelage", een stedenband heeft, wil ik even alleen zijn. Ik trek een muts over mijn koude oren en stap stevig door de schemerige straten en weggetjes van het oersaaie dorp. Langs het lege huis van Christian, langs dat van Andy en Colette waar de rotzooi van binnen naar buiten geperst lijkt te worden, langs het houten huis van André. Er staat een camper voor, een trekker, een roestige hooischudder. Zou hij thuis zijn? Nee, ik heb even geen behoefte aan mensen en loop verder over de holle weg omhoog naar de Bourg en steek het plein over. Er stopt een auto.
"Droom ik?", vraagt een grote zeventiger met grijze baard. Ook zijn vrouw stapt uit.
"Hans!", roept ze, Ik schud handen en word gekust. Het zijn Hubert en zijn vrouw, met wie ik niet veel contact heb.
Is er nog nieuws van ons dorp? Ach, er gaan mensen dood, er worden er geboren. Geen rampen in elk geval.
Ik loop door, achter het kerkhof om, op korte afstand van de silhouet van de enorme kerk. Bloemen versieren de graven, een paar dagen geleden was het Allerzielen. Het wordt zoetjesaan donker en ik ga terug naar de Clos Coris. Ik heb met mijn beste vriend Christian, een andere Christian en zijn vrouw Martine afgesproken om rond zes uur met Daniel en Solange langs te komen voor de apéro en te proosten op hun nieuwe huis. Met hen had ik twintig jaar geleden als eerste contact. Ze woonden met drie kinderen in de boswachterswoning tussen de hoge bomen in hetzelfde Forêt de Fougères. Op de heenreis naar de ceremonie overnachtte ik in Parijs bij mijn petekind, hun dochter Solenn en haar vriend Romain. Deze familie is me dierbaar. Hoe vaak was ik bij hun in het bos, hoe vaak waren zij bij ons in de polder? Waarover hebben we allemaal gesproken, waarover niet? Christian en ik speelden accordeon, hij diatonisch, ik chromatisch, folklore van overal. Hij zong Bretonse liederen, we lachten, aten en dronken, maakten wandelingen, spraken in zijn bos over de diepten des levens. Hij is mijn vriend, meer dan wie ook.
Twee uur later verlaten we het nieuwe huis. Ik, weemoedig, gearmd tussen Solange en Daniel in. Straks is er de laatste maaltijd, de laatste overnachting. Daniel begint een gesprek over de tanende belangstelling voor de jumelage, de vergrijzing en het gebrek aan levensvatbare initiatieven. Ik verklaar opnieuw dat ik geen deel meer uitmaak van de organisatie en dat ik niet anders kan doen dan zijn suggesties over te brengen.
Die nacht slaap ik goed. Als ik toch af en toe wakker word begint de film al terug te spoelen: De planning van de reis, het inbouwen van zekerheden bij het overstappen, het regelen van overnachtingen en vervoer. Ik realiseer me eens te meer hoe iedereen me ter wille was. Hoe Solenn me aanbood om in Parijs te overnachten, Daniel om bij hem thuis te logeren, Alice die me afhaalde van het station van Rennes en we door haar tante Annick naar het feest werden gereden, zestig kilometer verderop.
Ik zie de gîte weer voor me. Bij binnenkomst gaf ik iedereen een beleefde Hollandse hand, ik kende alleen de kinderen. Christian fluisterde me in dat ik moest kussen, we waren immers allemaal vrienden en familie. Ik moest grinniken omdat de yogi tea koud was, de koffie op en niemand wist wat er stond te gebeuren. Tot de hele groep rond een tafel werd genodigd waar Jean-Paul als ceremoniemeester dienst deed. Hij nodigede Christian en Marie-Annick uit om ieder voor zich hun verhaal te doen. Ondanks de bloknoot met tekst, stagneerden de woorden en werden in tranen gesmoord. Beide vertelden ze hun levenswandel van vrijgezel tot vrijgezel. Bij elke wijziging in levensfase, werden kaarsen aangestoken: Voor hun huwelijk, voor de geboorte van hun kinderen. Kaarsen uit elkaar geschoven bij hun verwijdering, uitgeblazen bij de scheiding en nieuwe aangestoken voor deze nieuwe fase. Tenslotte spraken ze samen uit om weliswaar elk huns weegs te gaan, maar desondanks verbonden te blijven via hun kinderen, hun vrienden en hun gemeenschappelijk verleden.
Hoewel er soms gegiecheld werd als er iets mis ging met de kaarsen of de betraande tekst, was de atmosfeer geladen. Jean-Paul vroeg iedereen om in een kring te gaan staan, elkaar de hand te geven en te vertellen wat deze ceremonie voor een ieder betekende, of wat hun aan deze twee mensen bond. Ik hield de hand vast van Aurore, de jongste dochter, een schoonheid met karakter. Hoewel ze af en toe iets uit haar oog veegde, hield ze zich goed en sprak een paar woorden tegen haar ouders.
Na deze plechtigheid brak de spanning. Er werden duizend dia’s vertoond van het gezinsleven. Om pijn in je billen van te krijgen. De maaltijd begon, iedereen had een gerecht klaargemaakt. Ik had anderhalve kilo boerenkaas meegenomen. Luchtige gesprekjes bloeiden op. Ik begon een indruk te krijgen van het gezelschap. Velen eoefenden iets als taichi, yoga, meditatie of biodanza. Velen hadden een grotere of kleinere rugzak en deelden er ruimschoots van uit. In Nederland wordt zoiets al snel afgedaan in termen van "Zweverig" of "geitenwollensokkengedoe". Je kunt het ook openhartigheid noemen. Ik luisterde en vroeg met belangstelling. En kwam van alles te weten over ingewikkelde relaties, over taichi en aanverwanten. Nicolas zong samen met zijn, in lang, doorzichtig gewaad gehulde ex, toepasselijke liederen. Ik had op verzoek mijn accordeon meegesleept, garantie voor veel gezellige avonden tijdens onze uitwisselingen. Ingehaakt werd "het kleine café aan de haven" bezongen, "champs élysées" en "mon amand de St. Jean" gebulderd, Vader Jacob in vier stemmen vermorzeld, tot het dessert werd aangekondigd.
Lang sprak ik met Aurore. Ik was benieuwd naar haar gevoelens bij deze bijeenkomst. Ze praatte er omheen. Fransen zijn niet gewend aan dergelijke directe vragen. Toch kwam ze los om me ineens met haar gazelleogen aan te kijken en te vragen of ik niet moest dansen. Er werd gedanst en ook ik danste, onhandig zwaaiend met armen en benen, gehinderd door Hollandse gêne. Zelfs Daniel en Solange, mijn gastfamilie, dansten rond, ondanks hun zeventig jaren.
Wat een types liepen er rond! De volgende dag concludeerde Daniel dat het wel erg uit de sfeer van Marie-Annick kwam, meer dan uit die van Christian. Ik kon hem niet helemaal gelijk geven, ik ken Christian beter dan hij. Ik bedacht dat deze zachte mensen even aaibaar, als kwetsbaar zijn. Ze zoeken steun bij elkaar, vinden die hoogstwaarschijnlijk, doen samen aan meditatie en dans, omhelzen en knuffelen elkaar, maar staan niet helemaal in de realiteit. Bovendien denk ik dat het allemaal zodanig prettig voelt, dat het een zekere afhankelijkheid schept en misschien is ook niet elke conventionele relatie opgewassen tegen zulke intimiteiten.
Tot mijn opluchting hoefde ik niet in de slaapzaal van de gîte te overnachten, want sommigen dansten door tot vier uur in de ochtend. Daar ben ik niet meer tegen opgewassen. Ik bracht de nacht door in Laignelet, in het souterrain van de familie Ronxin. Een compleet ingerichte chambre d’hôte. Met slechts één nadeel, Daniel stopt niet met redeneren over Europese betrekkingen. Hij speelt in de regio Fougères een centrale rol, is een echte Europeaan en wil dat graag uitdragen. Het is soms vermoeiend, soms inspirerend, om je opgenomen te voelen in een wereld groter dan ons dorp. Hij kan er echter mensen flink mee tegen de haren instrijken en heeft dat niet altijd in de gaten. Zo heeft hij een slepend conflict met de burgemeester van zijn dorp omdat die qua eigenzinnigheid niet voor hem onderdoet.
Na het ontbijt keerden we terug naar het bos. Op het programma stond nog een flinke boswandeling, een maaltijd en een demonstratie biodanza.
Ik ken het bos via de andere Christian, die het veertig jaar lang exploiteerde. Toch kom ik telkens nog op plekken die ik nooit gezien heb. Dat zien is tevens mijn probleem. Het was de groep inmiddels bekend dat ik slechtziend ben en ieder deed zijn best om me bij de arm te pakken en me te leiden. Daardoor ontstonden allerlei gesprekjes en ik liet het daarom maar zo, ondanks dat ik hele stukken probleemloos zelfstandig had kunnen lopen. In gesprek met Nicolas, de zanger, de biodanzaleraar, vroeg ik hem terloops naar ervaringen met drugs. Hij schrok, keek schichtig om zich heen en fluisterde dat hij me dat wel wilde vertellen, maar dan moesten we even afstand houden tot de groep. Eens temeer bleek dat Fransen vragen zonder omwegen lastig vinden.
We aten en praatten weer. Nicolas gaf de beloofde demonstratie biodanza. Ik volgde met enige aarzeling zijn instructies op en eindigde met het rituele afscheid van Marie-Annick.

Terug naar Nederland, hardhandig in de dagelijkse werkelijkheid teruggeworpen wegens files op weg naar Rennes, een volle parkeergarage, een verbouwing van het station en een al te haastig afscheid van Daniel in de opening van de TGV. Een vriendelijke, goedgeklede jongeman leidde me naar de juiste zitplaats. Ik pakte mijn daisyspeler en luisterde verder naar het boek "De Schopenhauerkuur" van Irvin Yalom, in het vertrouwen dat ik volgens afspraak op station Montparnasse in Parijs opgewacht zou worden door de assistentieservice van de SNCF. Ten onrechte, want er wachtte niemand. Hoewel … Een meisje van een jaar of vijfentwintig vroeg of ze me kon helpen. Ze had gemerkt dat ik slechtziend was. Of zij dan van die service was? Nee, ze studeerde geneeskunde en vond het haar plicht mensen te helpen. Ze bracht me tot in de taxi naar het Gare du Nord. We namen afscheid en zwaaiden. Engelen bestaan blijkbaar nog. Een donkere chauffeur bracht me bij de informatiebalie van de Thalys, een dienstdoende medewerker met pet zette me op de juiste stoel. En toen ging de trein stuk. Met vijftig kilometer per uur sukkelde de hogesnelheidstrein Parijs uit tot Quercy, veranderde van rijrichting en denderde door tot Brussel waar van trein gewisseld moest worden. Mijn buurman nam me op sleeptouw, gaf me koffie in de nieuwe trein en wilde niet betaald worden.
"Ik declareer de schade toch bij Thalys", lachte hij.
Schade, ach wat is schade, een uur op een heel leven. Ik had dit weekend iets geleerd.

November 2016

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website