De insluiper

een verhaal van Frans Tak

Marie is wakker geworden. Ze weet niet waarvan. Naast haar ligt Jan die doorgaans aardig kan snurken, maar nu een rustige ademhaling ventileert. Op het nachtkastje tikt zacht de elektrische wekker. Van dat geluid word je niet wakker tenzij het ding begint te rinkelen. Door het geopende raam komt slechts stilte naar binnen.
En toch... Dan klinkt van ver een torenklok één slag maar. Is het één uur, of half één? Ze is onrustig. Haar hart bonkt in haar borst. Komt door die benauwde droom van een onbekende die haar in een donkere straat achtervolgde. Ze luistert gespannen. Er klinkt een zacht gekraak, alsof er iemand loopt beneden. Visioenen van moordlustige insluipers nagelen zich vast in haar brein. Verdringen de normale impulsen naar de achtergrond. Het is als een ballon die zich razendsnel opblaast onder haar schedel. Verlammend werkt. Het liefst zou ze wegkruipen, diep onder het dekbed, maar dat is zoiets als je kop in het zand steken. Een bons! Het piepen van een deur. In een reflex schiet ze overeind. Draait zich naar Jan die niets vermoedend doorademt. Terwijl ze hem stevig bij de schouder heen en weer schudt tracht ze hem met een verstikt stemgeluid deelgenoot van haar angsten te maken.
"Jan! Jan! wakker worden!"
Zijn adem stokt met een knorrend geluid.
"Wawawa, wat is er?"
Haar hete adem beroert zijn oorschelp.
"Stil, niet zo luid man. Er is iemand in huis!"
Het hese stemgeluid resoneert in zijn gehoorgang en ineens is hij klaarwakker.
"Iemand in huis? Wat is dat nou voor onzin?"
"Stil... Luister!"
Jan komt moeizaam overeind. Gaapt.
"Ik hoor niks."
Eigenlijk wil hij niets horen. Hij is moe en wil het liefst weer gaan slapen. Vrouwen horen altijd dingen die er niet zijn, houdt hij zichzelf voor. Maar Marie houdt vol.
"Jawel, daarnet hoorde ik een bons en het piepen van een deur. En voetstappen!"
"Ach wat. Je kijkt teveel naar 'opsporing verzocht'." Hij gaapt opnieuw. Luidruchtig nu en met wijdopen mond. Moppert voort, alsof er niets aan de hand is.
"De buren hebben misschien de buitendeur wat hard dichtgegooid. Zijn misschien wat laat thuisgekomen. Ik heb ze vanavond zien wegrijden. Ga nou maar..." Slapen, wil hij zeggen, maar ze onderbreekt hem.
"Stil nou! Daar hoor ik het weer!"
Een zacht gekraak en geschuifel van voeten dringt door tot binnen de veilige muren van de slaapkamer.
"Verdomme!" Jan gooit het dekbed van zich af en zwaait zijn benen buitenboord.
Marie pakt hem in paniek bij de schouder.
"Je moet 112 bellen," sist ze.
Maar Jan krijgt nu pas goed de pest in.
"Dan zal ik toch eerst naar beneden moeten. Dat kloteding ligt op de oplader!"
Erg krijgshaftig ziet hij er niet uit zo op zijn blote kakken en met niets méér aan dan een witte onderbroek met pijpen. Hij is zich daar kennelijk goed van bewust, want met onverwachte energie trekt hij broek en hemd aan en schiet in zijn sokken. Het moment van oppeppen is aangebroken. De adrenaline begint door zijn bloed te stromen. Uit de la van het nachtkastje grist hij het alarmpistool. Zo'n ding dat je eigenlijk niet in je bezit mag hebben, maar ala, je voelt je er een stuk veiliger mee.
"Jan, in godsnaam, wees voorzichtig!"
Maar Jan is er klaar voor. Dit is godverdegodver zijn territorium en wie hier ongevraagd binnendringt zal met harde hand worden verwijderd. Het desnoods met de dood moeten bekopen. Vastberaden en opgeblazen als een kalkoen begeeft hij zich, schuifelend op zijn sokken, naar de overloop. Marie blijft achter, de oren gespitst in volmaakte duisternis. En dan, alsof ze plotseling het licht ziet, bukt ze zich en graait onder het bed. Waar ligt dat rot ding nou. Natuurlijk aan Jan zijn kant. Zo snel als het duister haar toelaat beweegt ze zich rond het bed. En ja hoor, daar ligt hij. De honkbalknuppel. Ze gaat op de rand van het bed zitten met haar gezicht naar de deur. Iets rustiger nu met de zekerheid van het wapen binnen handbereik en met geen ander geluid dan het bonzen van haar hart.
Jan is intussen gevorderd tot halverwege de trap. Voorzichtig de voeten verplaatsend om het kraken van de treden te voorkomen. De rechterhand op de leuning. In de linker het alarmpistool. Bij elke trede verminderd de blinde lust om er op los te slaan. Het is, alsof de adrenaline via zijn poriën vervliegt. Er komen zweetdruppeltjes voor in de plaats, die op angst zouden kunnen duiden. En hoewel angst een slechte raadgever is biedt het de mogelijkheid eventuele risico"s in te schatten. En tot dat besef is Jan gekomen met nog drie treden te gaan. Hij realiseert zich, dat hij het in het pikkedonker uitsluitend van zijn gehoor moet hebben. Blijft staan en luistert ingespannen. Stel, dat die insluiper gewapend is. Misschien een mes bij zich draagt of, erger nog, in het bezit is van een vuurwapen. Daar begin je met zo'n lullig alarmpistool niet veel mee. Maar Jan kent de plattegrond van zijn huis als geen ander, terwijl dit voor de insluiper onbekend terrein is. Het is dus zaak, dat het duister blijft. De meterkast! Hij moet ongezien de meterkast zien te bereiken. Die bevindt zich in de hal naast het toilet en de voordeur. Daarvoor moet hij de deur naar de hal openen en die piept behoorlijk. Geen optie dus helaas. Eigenlijk hadden ze een hond moeten hebben. Maar daar is het nu te laat voor. Tenminste... Even is er de verleiding om te gaan grommen. Een bespottelijk idee dat vrijwel direct vervliegt. Terwijl hij zich geluidloos met ingehouden adem in de richting van de keuken begeeft, wordt hij de kille nachtlucht gewaar. De achterdeur staat nog open. En de keukendeur recht voor hem, eveneens. Dat kan maar één ding betekenen: de insluiper moet zich in de huiskamer bevinden. Voorzichtig nu de keuken in. De vage geur van een ongewassen lijf prikkelt zijn reukorgaan. De vent stinkt. En ja hoor. De deur die toegang geeft tot de kamer staat open. Verdomme, nu is het oppassen geblazen. Het hart bonst in zijn keel. Als die klootzak daarbinnen het maar niet hoort. Vervelende bijkomstigheid is, dat je vanuit de kamer ook weer in de gang kunt komen. Zijn klamme hand omklemt het alarmpistool. Eerst tot tien tellen. Een twee drie vier... Een licht gekraak vanuit de gang bereikt zijn oor. Als een elektrische schok gaat het door zijn lijf, prikkelt van zijn kruin tot zijn voeten. Even is er de verstarring. Een moment waarin hij verwacht in de rug te worden aangevallen. Maar dan dringt het besef tot hem door, dat de stinkerd op weg is naar de slaapkamer. Godverdegodver, de telefoon! Hij glipt de kamer in. Rechts van hem staat het tafeltje met de oplader. Op het moment dat hij de hoorn er af neemt, klinkt er een onheilspellend lawaai van boven dat het bloed in de aderen doet stollen. Opnieuw tintelt een elektrische schok door zijn lichaam. Verlamt hem voor een moment. Dan beweegt hij zich zo snel mogelijk in de richting van de trap.
"Marie! Marieieie!"
Zijn stem echoot door het portaal. Een dreunend gebonk pijnigt zijn trommelvliezen. Iemand, god mag weten wie, dondert van de trap. Smakt voor zijn voeten neer en blijft kreunend liggen. Een penetrante zweetgeur dringt zijn neus binnen. Deze keer met een geruststellend effect. Het is de stinkerd maar.
Licht! Zijn hand tast naar de schakelaar, maar nog voor hij die heeft gevonden straalt de lamp boven in de hal een warm en vertrouwd schijnsel door het trapportaal. En in dat licht staat Marie, met beide handen de honkbalknuppel omklemmend, alsof ze opnieuw ten aanval wil gaan. Terwijl ze voorzichtig de trap begint af te dalen, zegt ze op samenzweerderige toon:
"Hij ging er al vandoor nog voor ik hem een dreun kon verkopen. Hij moet inderhaast van de trap gedonderd zijn."
Op het voorhoof van Jan beginnen de zweetdruppels te parelen. Alle opgekropte emoties vloeien via zijn poriën naar buiten. Zijn knieën lijken plotseling van rubber. Maar dan vermant hij zich. De stinkerd slaat zijn ogen op en begint onverstaanbare klanken uit te stoten. Probeert overeind te komen.
"Hij ziet er niet erg krijgshaftig uit wel," merkt Marie schamper op.
"Inderdaad," beaamt Jan, "je kunt die knuppel wel opbergen."
"Zal ik niet liever de politie bellen?"
"Nee nee, nog even niet. Als ze die vent zo aantreffen, gaan ze er vanuit dat wij hem mishandeld hebben. Worden we subiet als verdachten aangemerkt. Je weet hoe dat gaat tegenwoordig. Hee, wordt eens wakker jij!"
Jan trekt de stinkerd overeind.
"Kom kerel, opstaan!." En tot Marie:
"hou hem even overeind, dan kan ik hem fouilleren."
Buiten een pakje zware shag, vloeitjes en een aansteker blijkt de insluiper geen wapens bij zich te hebben.
"Vooruit! Naar de keuken met jou!"
"Geen politie," mompelt de knaap, terwijl hij nog enigszins onvast op zijn benen naar de keuken wordt gedirigeerd.
"Ik heb niets gestolen meneer."
Marie pakt Jan bij de arm.
"Wat zullen we met hem doen?"
Het duurt even. Dan komt het raadselachtige antwoord:
"We gaan hem opschonen."

Het is even na middernacht. De achterdeur is vergrendeld en het valraam erboven dat ze vergeten hadden te sluiten, zodat de insluiper het met een korte ruk kon openklappen en zich op die manier vrij gemakkelijk toegang tot de woning kon verschaffen, is door jan provisorisch gerepareerd. Ze liggen weer in bed, maar van slapen komt vooralsnog niet veel. Daarvoor is er teveel gebeurd. Zijn de spanningen te hoog opgelaaid en moet er stoom worden afgeblazen. En dat doe je, vinden ze, door alles nog eens op een rijtje te zetten. Vooral de zogenaamde opschoontechniek van Jan is een uitvoerig onderwerp van gesprek.
"Je hebt behoorlijk op zijn gemoed gewerkt," zegt Marie tenslotte, "ik wist niet, dat je zo goed kon preken. Er is een dominee aan je verloren gegaan."
Ondanks de opgekropte emoties kan ze er nu wel om lachen.
"Die knaap zat er zo schuldbewust bij, dat ik bijna medelijden met hem kreeg."
"Hij zat er inderdaad wat beteuterd bij te kijken, maar je hebt hem wel een beetje erg verwend met al die koffie en die broodjes met kaas. Het ontbrak er nog aan, dat je hem onder de douche hebt gezet en hem in een van mijn nette pakken hebt gestoken."
"Nou, misschien had ik dat wel moeten doen. Laten we zeggen de finishing touch. Met zo"n net pak ga je denk ik niet zo gauw inbreken."
Jan gaapt luidruchtig.
"Misschien heb je gelijk. Hij heeft in ieder geval tot driemaal toe met de hand op het hart beloofd, nooit meer te zullen inbreken."
"Tja," zucht Marie, maar ze heeft zo haar twijfels. Misschien moeten ze het huis toch maar beter beveiligen. En terwijl ze daar over nadenkt zakt ze weg in dromenland. Even later gevolgd door Jan die droomt over een man in een net pak met vlinderdas, die met een verdacht gereedschapskoffertje achtergevels van huizen observeert. Hij draagt schoenen met dikke zolen. Van die bordeelsluipers waarop hij zich geruisloos voortbeweegt in het sinistere maanlicht. Blijft plotseling staan en beweegt zich geluidloos naar de donkere ramen van een donker huis. Kiest het kleine raam naast de achterdeur. Er klinkt glasgerinkel en Jan zet het op een schreeuwen. Maar er komt slechts een benauwd gekreun uit zijn keel. Het is echter voldoende om de crimineel te alarmeren. Maar in plaats van op de vlucht te slaan, komt hij met katachtige souplesse en met zichtbaar kwade bedoelingen op zijn prooi af. Die staat als aan de grond genageld en weet niets anders te doen dan opnieuw een kermende kreet te slaken. Een geluid dat nog natrilt op zijn trommelvliezen wanneer hij met bonzend hart wakker schrikt. En langzaam, heel langzaam ebt de spanning uit hem weg. Wordt hij zich bewust van de stilte en het vertragende ritme van de kleine motor in zijn borst. Voelt hij de vertrouwde warmte van Marie, die naast hem rustig ligt te ademen. Alles is tenslotte tot ieders tevredenheid opgelost. En met dat gevoel draait hij zich om en kruipt dicht tegen haar aan.

In de keuken hangt de geur van geroosterd brood, vermengd met die van koffie. Het is zaterdag en dan zijn ze gewend uit te slapen. En dat hebben ze nu, na dat nachtelijke avontuur, dan ook ruimschoots gedaan. Jan roert in gedachten een lepeltje door zijn koffie zonder suiker. Tuurt in de tuin waar een rode kater is verschenen, op zoek naar zijn ochtendontbijt. Maar de vogels op de voederplank, hebben zich reeds teruggetrokken naar hogere regionen. Marie is bezig de gekookte eieren onder een koude waterstraal te laten schrikken als er wordt gebeld.
"Wat kan dat nou weer zijn," moppert Jan. Maakt geen aanstalten om op te staan. Marie haast zich naar de voordeur.
"Ik ga wel effe," zegt ze nog.
De rode kater is op de voederplank gesprongen. Is zich bewust van zijn superioriteit. Loert naar de vogels in de bomen. Het is alsof hij denkt, "kom op als jullie durven." Zou je zo"n dier ook kunnen opschonen vraagt Jan zich af, maar hij weet het antwoord al. Nee dus.
Stemmen uit de gang leiden zijn aandacht af. Marie komt terug met een vreemde man die zich voorstelt als rechercheur Kuiper.
"sorry dat ik u moet storen meneer eh..."
"Bakker," zegt Jan die is opgestaan en de man een hand toesteekt.
"Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
Terloops richt hij een veelbetekenende blik in de richting van Marie. Mondje dicht, leest ze daaruit en gebaart naar een stoel.
“Gaat u zitten meneer Kuiper. Kan ik u een plezier doen met een kopje koffie?"
Jan vindt die gastvrijheid wat overdreven en nog voor de man heeft kunnen antwoorden vraagt hij:
"ik neem aan dat u zich hebt gelegitimeerd toen u hier binnenkwam. Ik bedoel, je hoort tegenwoordig zulke rare verhalen over individuen die zich met allerlei smoesjes toegang verschaffen om vervolgens aan het plunderen te slaan."
De rechercheur voelt zich niet in het minst aangesproken.
"Uiteraard. Ik heb uw vrouw mijn legitimatie getoond en zij heeft mij toegang verschaft, maar ik wil u met alle soorten van genoegen..."
"Neenee," zegt Jan grootmoedig. "Ik geloof u zo ook wel. Steekt u maar van wal."
Kuiper neemt een zuinig slokje van zijn koffie. Krabbelt naam en adres in een bloknoot.
"Ik ben bezig met een buurtonderzoek in verband met een inbraak. Wij willen graag weten of omwonenden iets verdachts gezien hebben dat belangrijk kan zijn voor het onderzoek en de mogelijke oplossing van het delict."
"Tja," zucht Jan, "dan hebt u aan ons niet zoveel. Ik heb in ieder geval niets gezien en niets gehoord. Jij soms Marie?"
Marie schudt heftig van nee.
"Waar is dat dan precies gebeurd?"
"Hiernaast," zegt Kuiper, "bij de buren, die waren afwezig. Die zijn laat in de nacht thuisgekomen. Hebben de insluiper kennelijk gestoord, want op het eerste gezicht is er niets ontvreemd. Wel een heleboel overhoop gehaald en de ruit naast de keukendeur kapotgeslagen."
"Verdomme. De klootzak," flapt Jan eruit. "Dat had hier ook kunnen gebeuren."
"Inderdaad," zegt Kuiper die is opgestaan. "Ik ga maar weer eens verder. In ieder geval bedankt voor de koffie."
Wanneer Jan hem naar de voordeur vergezelt, blijft de rechercheur even staan en snuffelt als een hond.
"Merkwaardig," zegt hij, "dezelfde zweetlucht als hiernaast. Nou ja, het zal wel verbeelding zijn. Nogmaals bedankt."

Terug in de keuken zegt Marie:
"Toch niet zo"n goed idee die opschoontechniek van jou."
"Ik denk dat je gelijk hebt Marie. Ik zal me in ieder geval niet als dominee laten beroepen."

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website