een verhaal van Firmin Criel
Ten noorden van Wondelgem, deelgemeente van de stad Gent, grenst de Arteveldestad aan Evergem. Deze gemeente telt enkele gehuchten, zoals Kerkbruggge, Langerbrugge, Wippelgem, Doornzele en Belzele. Door de fusie der gemeenten - begin 1976 - kreeg Evergem er Sleidinge, Ertvelde, Kluizen en Rieme bij. Door Langerbrugge loopt spoorlijn 55, Gent - Zelzate, waarop enkel nog goederentreinen rijden. Bijna 50 jaren geleden werd De reizigersdienst - op deze lijn - , opgedoekt. Een kleine 100 meter van de overweg stond de woning van de familie Boem.
Deesken Boem had een moeilijke karaktertrek: hij kon moeilijk zijn handen thuishouden. Niet dat hij stal of de meisjes lastig viel. Wanneer de knaap iets zag, dat hij nog nooit gezien had, moest hij het altijd eens aanraken, betasten of eraan prutsen. Zijn ouders probeerden van alles om hem daarvan af te helpen, maar niets mocht baten. De buren waarschuwden: "Met die jongen gaat het zeker mis gaan."
Op een middag in juli was het zo ver. Moeder riep haar spruit om te komen eten, doch de jongen daagde niet op. Na een kwartiertje riep ze opnieuw: "Deesken!... Deesken!... Kom, het eten wordt koud!..." De bengel bleef echter weg. Moeder liep de ganse straat langs, maar van Deesken was er geen enkel spoor te vinden. Tenslotte vroeg ze de buren of die iets gezien hadden. Niemand kon haar helpen.
Tegen de avond zocht de ongerust geworden moeder de Federale Politiepost op in de Spoorwegstraat te Evergem. Daar het niet de eerste keer was, dat haar zoon voorwerp uitmaakte van een onderzoek - de jongen was al eens aangeklaagd wegens poging tot diefstal - bood de agent van dienst haar een lauw onthaal. Met tegenzin begon hij aan de behandeling van de zaak. Deesken Boem was vermist en diende teruggevonden.
Zo gauw de verdwijning van de jongen gemeld was, kwam de gerechtelijke molen in gang. Child Focus maakte gauw affiches, die overal opgehangen werden. De radio en televisie zonden een opsporingsbericht uit. Dit had allemaal geen resultaat. Was er misschien opnieuw een zaak Dutroux of Fournirez in de maak?
Wat was er eigenlijk gebeurd? De knaap, die zich verveelde, hing lusteloos rond in de buurt van de overweg. Daar kwam net een goederentrein aangereden, die voor het sein stopte, dat op rood stond. Deesken zag dat een wagon open stond en kroop naar binnen. Terwijl hij door het lege rijtuig wandelde, ging er een trilling door de trein. Het geluid van wielen, die op rails bollen, zwol aan. Door de spleet zag de knaap hoe weldra het landschap voorbij raasde. Wie weet waar reed die goederentrein heen? Ten langen leste viel de deugniet in slaap.
Wanneer hij wakker werd was het donker en stil. Door de spleet zag de jongen dat de trein naast een muur stond. Deesken Boem kon hier uitstappen zonder onder een andere trein terecht te komen. De vlegel verliet zijn rijdende schuilplaats en wandelde langs die lange goederentrein. Plots nam een krachtige man de knaap vast, bekeek hem en vroeg: "Wass machen Sie hier?"
De jongen, die zich betrapt wist, zweeg in alle talen, te meer daar hij nauwelijks Duits verstond. Deesken Boem probeerde zich los te wrikken, maar de ijzeren greep van de man loste niet.
"U bent een diefje hé. Wacht maar, ik weet wel raad met jongens van uw soort!", brulde de nachtwaker in het Duits. In het Vlaams riep de kleine uit dat hij geen dief was. Wonder boven wonder verstond de volwassene wat de kleine riep. Hij vroeg: "Wat doet u hier dan? Vanwaar komt u? Hoe komt u hier?"
De bengel was opnieuw beeld zonder klank. Dit deed de nachtwaker besluiten de politie te bellen. Zij moesten zich verder maar met die vlegel bezighouden.
Bij aankomst van de Duitse mannen der wet, bracht de nachtwaker verslag uit. De oudste agent tastte de jongen af, doch vond niets wat hier gestolen kon zijn. Dus kreeg de nachtwaker nog een standje wegens het vals beschuldigen van die knaap. Wat die jongen hier dan wel deed, was ook voor de polizeimannen een raadsel. Daar het al na middernacht was, bedachten de agenten de knaap met logies in een cel. De volgende morgen moest iemand van de ochtendploeg zich maar met die vreemdeling bezighouden.
Als de jongen gewekt was, leidde een agent hem naar een verhoorlokaaltje, waar een sober ontbijt wachtte. De commissaris, die zich met het geval van die buitenlandse jongen opgezadeld zag, wist dat Frau Heidi zich in verschillende talen kon uitdrukken. Vooral de Germaanse talen beheerste ze goed. De grote baas zocht de kantine op. Misschien was de vrouwelijke agent daar. Bij het openen van de deur van die zaal, zag hij de persoon die hij nodig had.
"Frau Heidi, komt u snel naar mijn kantoor. Ik wil u spreken. Het is dringend."
"Goed" chef, ik kom direct," antwoordde de onberispelijk geklede vrouwelijke agent, terwijl ze haar kopje koffie dronk. Daarna repte ze zich dadelijk naar het kantoor van de baas. Wat zou hij haar te zeggen hebben?
Terwijl hij de post bestudeerde, klopte iemand op de deur. Na het "ereiin" van de commissaris, stapte brigadier Heidi het kantoor binnen en groette: "Brigadier Heidi meldt zich. Wat kan ik voor u doen, chef?"
"Komt u mee, brigadier? Hiernaast zit een buitenlandse jongen. Daar die knaap geen Duits verstaat, zou het niet slecht zijn als u zich met hem bezig hield. Hoe die bengel hier gekomen is en wat hij hier komt doen weet niemand. Probeer alles over hem te weten te komen: zijn naam, adres, het land, wie zijn ouders zijn, hoe hij hier gekomen is en wat hij hier komt doen. Het is best dat u hier direct mee begint. Zo gauw u genoeg weet, moet u mij alles vertellen. Hebt u dat begrepen?"
"Zeker chef," bevestigde de brigadier en ging naar het lokaaltje, waar de jongen zat. Het werd een gemoedelijke ondervraging. Met veel belangstelling bekeek de knaap de borsten van de vrouwelijke agent. Eerst deed de brigadier of ze het niet merkte. De persoonlijke gegevens had ze gemakkelijk gekregen. Hoe zou die kleine reageren als ze de echte ondervraging begon? Misschien kon ze die kleine vlegel het best uit zijn tent lokken. De brigadier maakte een knoopje van haar hemd los, zodat Deesken het begin van haar borsten te zien kreeg. De jongen was nu helemaal het noorden kwijt. Daarvan maakte de brigadier gebruik om de moeilijke vragen te stellen: "Kijk Deesken, ik weet dat je uit België komt. Hoe bent u hier gekomen?"
"Niet ver van waar ik woon loopt er een goederenspoor van de haven van Gent. Daar stond een trein stil. Ik werd nieuwsgierig en klom in een wagon. Toen ik er wilde uitspringen, zette de trein zich in beweging. Voor alle zekerheid zette ik me op de grond, waar ik in slaap viel”.
"U hebt niets gestolen?"
"Nee mevrouw, dat doe ik niet," ontkende de jongen.
"Goed, ik geloof u. Je hebt wel een gevaarlijk spelletje gespeeld. Je hebt wel erg geboft. Voor hetzelfde geld vertrok de trein, terwijl je in de goederenwagon kroop. Je kon uw evenwicht verloren hebben en uit de wagon gevallen zijn. Daar komt nog bij dat uw ouders erg ongerust zullen zijn. Nee jongen, wat je gedaan hebt, is helemaal niet mooi," berispte de vrouwelijke agent.
Na enkele minuten vervolgde ze: "Voorlopig is de ondervraging afgelopen. We gaan nu bij de commissaris, waar ik verslag moet uitbrengen over deze ondervraging."
De brigadier nam de knaap bij de hand. Samen wandelden ze naar het commissariaat, waar een kiekje van de knaap getrokken werd. Eerst stuurde politiechef de foto en een klein dossier door naar de politie te Evergem. In afwachting dat er nieuws uit de Belgische gemeente kwam, mocht de knaap bij Frau Heidi logeren. Wie weet hoe lang de knaap hier bleef slapen?
Wanneer meneer en mevrouw Boem thuis kwamen van het werk, vonden ze een briefkaart van de politie in hun bus. In verband met hun zoontje dienden de ouders zich op het commissariaat te Evergem te melden. De politieman duwde hen een foto onder de neus. Ja, het was Deesken. Waar was die sloeber nu? De commissaris wist hen te vertellen dat de kleine bij een Duitse brigadier logeerde, tot zijn ouders hem kwamen halen. Vader en moeder Boem beloofden dat ze morgen de kleine kwamen halen. Omdat ze ervan uitgingen dat de gastheren van hun zoontje overdag moesten werken, beloofden ze dat ze er tegen de avond, rond zes uur zouden zijn.
Op het afgesproken uur arriveerden de ouders op het politiekantoor, waar Heidi werkte. Daar vonden ze de kleine sloeber terug. De vlegel mocht wel mee naar huis, maar later zou hij zich moeten verantwoorden voor de jeugdrechter. Omdat Deesken Boem een milde rechter trof, kreeg hij een lichte straf: twee dagen dienstverlening in het bejaardentehuis te Evergem.
***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de eerste pagina van de website