Drie gedichten van Jaap van der Hoest


ANDERZIJDS


Buiten is de andere kant.
Zacht klop ik op transparantie.
De bus vervoert mij, over plat land,
door flarden resterende mist: begin.
In mijn oren fluistert een luisterboek.
De motor ronkt en er klinkt gegiechel.
Zij gaan schoolwaarts. En ik?

DUREND EVEN


Uitademend op mijn huid
voel ik je leven.
Van de koude avondlucht
huiver je licht.
Waar zijn de gedachten
die wij delen. Begrepen
is beaamd. Anderen kunnen
op ons wachten. Lachend
schenken wij geduld.
Een briesje, bladeren bewegen,
terwijl duisternis omhult.
Een lantaarn noodt tot vinden.
Is er iemand die ons zoekt?
Dit is een even zonder lengte,
een heus contrast met pijn.
Er zijn altijd wel omstandigheden,
maar bekorten die ons samenzijn?

UITROLLEND


Het ruist nog
in mijn oren na
van klanken uit
razende muziek.
Van ‘t horen blijft
suizende nagalm:
de kruimels van
wat lekker was.
Bij ‘t naproeven
falen de kleuren,
maar met smaak
ontzie ik mijn ogen.

Tastende vingers
kennen van buiten
en innerlijk zoek
ik naar een zelf.
Kijkend vang ik
uit grote gehelen
en in rust nadien
ontleedt mijn reuk.
Als het parlando
van mijn tong rolt
lig ik in het gras:
zicht op de hemel.



***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website