POINTE van APRIL 2006 biedt u de volgende inhoud


01 VAN DE REDACTIE

02 DIALOGENPRIJSVRAAG IN HET KADER VAN 20 JAAR POINTE, het reglement

03 DRIE HAIKUS EN DAARNA TWEE SENRYU´S, van Mirjam Jansen

04 PAPPA ZWAAIT NIET, een verhaal van Martin Doorn

05 UIT DE NACHT, een gedicht van Jaap van der Hoest

06 DE OORLOGSWEDUWE, een verhaal van Marc van Caelenberg

Deze editie wordt afgesloten met de COLOFON, waarin tevens het adres van de redactie wordt vermeld. Kopij voor en correspondentie over de inhoud van Pointe kunnen naar dit adres gestuurd worden. Ook per e-mail kunt u zich tot de redactie richten. Het e-mail-adres is:
jvdhoest@kabelfoon.nl
U mag u van harte uitgenodigd weten tot inzending van reacties en bijdragen. Meer over Pointe kan gelezen worden op de website www.alamdarsono.nl

VAN DE REDACTIE

Zondagmorgen 9 april 2006. Ik zette mijn radio net iets te laat aan voor de nieuwsberichten. OVT, het geschiedenisprogramma van de VPRO, was al begonnen. Ik herkende de stem van een presentator die aan het programma is verbonden, verkerend in een vraaggesprek. Er was echter iets ongebruikelijks. Geschiedenis en actualiteit waren met elkaar verweven. Het ging – zo drong tot mij door - om Gerard Reve. Hij was dood. Op zaterdagavond was hij in een verpleeghuis in België waar hij al enige tijd, lijdend aan de ziekte van Alsheimer, verbleef, overleden. Meteen behoorde deze schrijver en voor sommigen ook omstreden figuur tot de geschiedenis. Radio en televisie – het apparaat dat Reve altijd "de verrekijk" noemde - zoemden de gehele dag over de heengegane auteur. Er moeten montages van beeldfragmenten gereed gelegen hebben. Zo schijnt dat te werken bij bekende lieden die vermoed worden in de eindfase van hun levens te verkeren. Bleef een schrijver vroeger slechts in zijn werken en opgetekende herinneringen van anderen over hem voortleven, technieken van de laatste decennia maken het – met toenemende kwaliteit - mogelijk om een persoon in beeld en geluid neer te zetten zoals deze was ten tijde van de gemaakte opname. De markante stem van Reve – die zowel met zijn pen als met zijn stem als een stylist de taal vormde - klonk daardoor weer in het heden. Wie zou nu nog durven ontkennen dat deze schrijver een opmerkelijk figuur was en – gelet op de aan hem geschonken aandacht - ook nog is. Reve beweerde dat hij volksschrijver was. Ik ben niet de enige die deze typering in twijfel trekt. Gewone mensen willen doorgaans geen ophef en voelen zich niet aangetrokken tot een auteur die in een egiszins archaďsche taal met veel bijzinnen schrijft. En dan ook opvattingen heeft over geloof en sexualiteit die allerminst gemeengoed zijn. Nu is er in de loop der jaren in ons denken en onze cultuur veel veranderd en zijn de scherpe kanten er zodoende door de aldoor werkende tand des tijda afgeknabbeld, maar Reve is in mijn opvatting nooit een schrijver van iedereen geworden. Natuurlijk hoeft dat ook niet, maar ´volksschrijver´ blijf ik een onjuiste aanduiding vinden. Ik meen dat de titels van Reve´s boeken een goed beeld geven van zijn werk en van zijn persoon. Zonder uitputtend te zijn noem ik: De Avonden, Werther Nieland, De ondergang van de Familie Boslowits, Op weg naar het einde, Nader tot U, De taal der liefde, Lieve jongens, Een circusjongen, Moeder en zoon, De stille vriend, Oud en eenzaam, Het boek van violet en dood. Deze titels heb ik in mijn boekenkast staan. Ze vormen voor mijn beeld van Reve. De brievenboeken, waarvan hij er aardig wat heeft geschreven, hebben mij nooit zo aangetrokken. Brieven aan Simon C, heb ik en een kleine bloemlezing uit de brievenuitgaven, getiteld: "Klein gebrek geen bezwaar". Reve als brievenschrijver ken ik dan ook nauwelijks, hoewel hij als zodanig wel geroemd wordt. Daar staat dan weer tegenover dat beweerd wordt dat de boeken met epistels zijn uitgegeven om het geld dat deze de schrijver zouden opbrengen. Wellicht heb ik mij door deze bewering net iets te veel laten beďnvloeden.

Ik noemde Reve hiervoor ook een omstreden figuur. Dat was hij in het bijzonder in de jaren zestig. Hij werd van godslastering beschuldigd en strafrechtelijk vervolgd in het zogenoemde Ezel-proces. Het ging om een passage uit het artikel "Brief aan mijn Bank", gepubliceerd in het tijdschrift Dialoog, die als volgt luidde: "Als God zich opnieuw in de Levende Stof gevangen geeft, zal Hij als Ezel terugkeren, hoogstens in staat een paar lettergrepen te formuleren, miskend, verguisd en geranseld, maar ik zal Hem begrijpen en meteen met Hem naar bed gaan, maar ik doe zwachtels om Zijn hoefjes, dat ik niet te veel schrammen krijg als Hij spartelt bij het klaarkomen". De rechtbank achtte wel sprake van ´godslastering´, maar vond deze niet ´smadelijk´ en daarmee niet strafbaar. De verdachte Gerard Kornelis van het Reve – later verkortte hij zijn echte naam - werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De schrijver was met deze uitspraak niet tevreden en ging in hoger beroep. Daarop sprak het Gerechtshof hem vrij. De Staat bracht vervolgens de zaak voor de Hoge Raad. De hoogste rechter bevestigde de vrijspraak en dat deed Reve genoegen. Hij achtte zich gerehabiliteerd en meende dat de rechtspraak een stap vooruit was gebracht, omdat (citaat) "van nu af aan de bedoelingen van de auteur en niet de opvattingen van de lezers beslissend zijn".

Reve deed eveneens van zich spreken door de uitreiking van de P.C. Hooftprijs en de huldiging in de Amsterdamse Allerheiligste Hartkerk. Van beide gebeurtenissen waren in de gemonteerde beelden die op de televisie getoond werden op de dag na zijn overlijden flitsen te zien. Bij de uitreiking van de P.C. Hooftprijs op 26 augustus 1969 sprak de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, de katholieke Marga Klompé, de schrijver lovend toe, daarbij citerend uit diens pleitreden voor het Gerechtshof. Het werd als behoorlijk brutaal beschouwd dat Reve de minister bij deze gelegenheid kuste. Op 23 oktober 1969 verzorgde de VPRO in samenwerking met de Maatschappij der Nedrlandse letterkunde een feestavond voor de met de P.C. Hooftprijs bekroonde Reve. Het werd een directe uitzending voor de televisie vanuit de Allerheiligste Hartkerk, met vraaggesprekken en veel spektakel. In zijn slotwoord beloofde de schrijver verder van dergelijk publiek vertoon af te zien en in afzondering aan zijn boeken te zullen werken. Hand in hand verliet hij met zijn toenmalige jonge vriend Teigetje de kerk, begeleid door religieuze muziek. Op deze gebeurtenis werd veel publieke kritiek gegeven. De jaren zestig waren bijna voorbij. Later kwam er echter toch nog publiek vertoon. Reve trad op met allerlei symbolen omhangen, waaronder een hamer-en-cikkel en een hakenruis en uitte zich in woorden die als racisitisch en provocerend werden beschouwd. De schrijver verschool zich achter zijn recht op vrije meningsuiting.

Fysiek is Gerard Reve langzaam – in een proces van vervaging - van de wereld verdwenen. Zouden zijn werken blijven voortleven? In de media wordt in deze dagen, direct na zijn overlijden, deze vraag meer dan eens gesteld. Er zijn antwoorden die er op neer komen, dat uiteindelijk alleen de roman De Avonden van blijvende betekenis zal zijn. Misschien is dat zo. Daaraan zou kunnen bijdragen dat van het boek inmiddels een film en een stripverhaal zijn gemaakt. Voor blijvende betekenis zijn altijd vormen van instandhouding nodig en het doorgeven naar volgende generaties.

April 2006, Jaap van der Hoest

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de eerste pagina van de website