Golfbeweging


een verhaal van Joke Clazing

Zenuwachtig keek ze op haar horloge. Waar bleef Jetty? Nog even en ze miste de boot. Juist op dat moment draaide haar Renaultje met Jetty achter het stuur de straat in. Met een brede grijns probeerde haar vriendin haar gerust te stellen.
'Sorry-sorry,' riep ze, terwijl ze haar op allebei haar wangen zoende.
'Ik heb eerlijk mijn best gedaan om op tijd te vertrekken. Maar je weet hoe ik ben en natuurlijk had ik gisterenavond moeten tanken…'
'Wat is dat nou?' onderbrak Ebke haar vriendin ongerust, wijzend op de achterbank, waar een bos donker haar gedeeltelijk boven een plaid uit te zien was.
'Oh ja, dat,' antwoorde Jetty, half verontschuldigend, half zorgeloos, zoals altijd. 'Dat is een lifter. Hij stond bij de uitrit van het tankstation en hij zag eruit alsof hij elk moment in elkaar zou zakken.'
'En daarom heb je hem meegenomen in míjn auto?'
'Tja.' Ze haalde haar schouders op. 'Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen hem daar achter te laten.'
'Dus jij gaat er van uit dat ik hem verder meeneem en waarom komt hij niet overeind om zich voor te stellen? Waar moet hij trouwens heen?'
Jetty giechelde. 'Hij is 48 uur opgebleven omdat hij voor een beurs stands heeft gebouwd. Dat liep enorm uit, want natuurlijk waren er weer mensen die niet kwamen opdagen. Hij heeft een vriend beloofd om vanavond in te vallen in zijn band. Zijn gitaar ligt in de kofferbak.'
'En wáár speelt die band?'
'In de buurt van Dover. Ik dacht: jij steekt straks het kanaal over. En blijkbaar is hij zo moe dat hij nog steeds niet wakker is geworden.'
Weer grijnsde Jetty verontschuldigend. 'Toe Eb,' vleide ze, terwijl ze haar vriendin een duwtje gaf. 'Zoiets begrijp jij toch wel?'
'Tuurlijk snapt Eb dat. Je leent haar auto, komt 'm op het nippertje terugbrengen en neemt en passant ook nog even een slapende lifter mee.'
'Nou, gá dan!' lachte Jetty, terwijl ze haar wang tegen die van haar vriendin legde. 'Ik wist wel dat je niet moeilijk zou doen…'
Ebke zuchtte en voelde hoe er ook een lach om háár mond verscheen. Met Jetty ging niets gewoon, maar ze was een schat waar je uiteindelijk altijd op kon rekenen.
'Oké, dan vertrek ik maar. Ik zie wel waar het schip strandt.'
'Nee! Verzoek de goden nou niet. Je moet veilig oversteken. Geen gestrande schepen dus.'
Nog even omhelsden de meiden elkaar voordat Ebke instapte.
'Zorg goed voor Froggel en Switch!' riep ze, toen ze hun gestreepte koppies tussen de planten op de vensterbank zag verschijnen.
En zelfs dáár werd haar lifter niet wakker van. Hij bleef maar slapen.

Gedurende de korte file voor Antwerpen, tijdens het tanken ergens vlakbij de kust, en ook toen Ebke muziek opzette om de stilte en haar eigen gedachten kwijt te raken. Pas toen ze het haventerrein opdraaide, leek het ke-doek-ke-doek van de ribbels in de weg hem te wekken. Gelukkig maar, dacht ze, ik moet dadelijk langs de douane.
'Heb je een paspoort en ticket bij je?' vroeg ze, zonder om te kijken.
Even bleef het stil achter haar, op wat geritsel na.
'Natuurlijk, maar …
' 'Straks,' antwoordde ze kort. 'We gaan de boot net wel of net niet halen. Leg alles maar op de voorstoel.'
Een hand verscheen naast haar en verdween ook weer.
'Geen drugs bij je, mag ik hopen?'
'Nee, zeg!' bromde hij verontwaardigd.
Op dat moment ontstond haar onrust. Ze kende die stem toch?
Ze draaide het raampje omlaag en gaf de paspoorten aan de dame in het kantoortje. Pas in de buurt van de ticketcontrole zag ze de foto van haar passagier. Ze keek, keek nog eens, en hield haar adem in van schrik.
'Ming?' vroeg ze en opnieuw: 'Ming, ben jij het?'
Toen reed ze haar auto tot achter haar voorganger en zette de motor af. Ze draaide zich om en keek hoe hij daar op de achterbank zat. Ja, het was hem echt. Met zijn handen ging hij door zijn warrige haar, terwijl zijn vriendelijke ogen, nog dik van de slaap, haar aankeken. Hij zag er ouder uit dan twee jaar geleden en ook vermoeider. Maar dat was geen wonder, als ze Jetty's verhaal kon geloven.
'Hoe kan dit? Wist je dat je in mijn auto zat? Heeft mijn vriendin je verteld naar wie ze toereed?'
Hij schudde zijn hoofd en raakte even haar hand op de leuning aan, in een voor hem zo karakteristiek gebaar.
'Laten we nou eerst zorgen dat we op de boot komen, als je me tenminste nog in je auto wilt hebben.'
Ze schokte met haar schouders en draaide zich verward weer om naar haar stuur, omdat er iemand achter haar begon te toeteren. Toen ze de helling naar het autodek af reed, slaakte ze een zucht van verlichting. Een beverige zucht.
'Gehaald.' zei ze ten overvloede. Ze greep haar tas en stapte uit. Op dat moment werd ze ondanks de schok van daarnet, bevangen door een blij gevoel. Ze rook de uitlaatgassen van de auto's, hoorde de ventilatoren en de repeterende stem bij de trappen naar boven. Ze ging weer naar haar geliefde Engeland.
Zwijgend liepen ze tussen groepen mensen door naar een lege bank bij het raam. Vragen spookten door haar hoofd. Vochten om de voorrang, maar ze kon de juiste woorden niet vinden. Eindelijk flapte ze eruit:
'Waar ben je twee jaar geleden naartoe gegaan? Waar! En hoe kon je ons in de steek laten! En …' Ze voelde dat haar keel dik was en beet op haar lip om zich goed te houden.
'Nog steeds thee?' vroeg hij en was al op weg naar de bar.
Ze liet haar adem in een diepe zucht gaan. Hoe was dit mógelijk …
Toen ze klein was had ze gewoon gedacht dat Ming haar 'echte' grote broer was. Pas later vertelde haar moeder haar over de adoptie. Zij en papa hadden aanvankelijk gedacht geen kinderen te kunnen krijgen. Niet meer de jongsten, waren ze op zoek gegaan naar een betrouwbaar bureau, dat kinderen uit het buitenland haalde. Vlotter dan verwacht was Ming als baby'tje van een half jaar bij hen in huis gekomen. En twee jaar later, o wonder, bleek Ebke toch nog op komst te zijn. Mamma was zelfs al bijna drie maanden in verwachting. Haar broertje Ming, haar ouders hadden hem geen Europese naam willen geven, was vanaf dag één blij met zijn zusje. Hij vond haar nooit te jong om mee te spelen. En op de middelbare school had hij haar, slim als hij was, altijd met moeilijk huiswerk geholpen. Natuurlijk wist Ebke dat hij er anders uitzag dan de rest van de familie. Maar hij was haar broer, haar lieve, grote broer.
Op haar zeventiende had ze nog nooit een serieus vriendje gehad. 'Ze is gewoon een laatbloeier,' had ze oma regelmatig horen zeggen, als die dacht dat ze buiten gehoorsafstand was. En inderdaad, toen haar klasgenoten allang eindeloos over jongens praatten, had zij nog met ze gestoeid en gevoetbald, zonder de heerlijke gevoelens die je volgens iedereen moest hebben. Tot die dag, vier jaar geleden.
Die avond moest er met hun kat Slimpie naar de dierenarts gegaan worden. Ondanks dat ze het mandje nog niet te voorschijn gehaald hadden, leek de kat het te weten. Hij had zich in de boom boven het badkamerdak verschanst.
'Ik ga hem wel redden.' riep Ebke overmoedig en rende weg, begeleid door de protesten van de mannen.
'Je jaagt hem alleen maar op!' riep haar vader.
'En je hebt hoogtevrees.' voegde Ming wat zachtzinniger toe.
En zo was het. Toen ze zich vanuit de dakgoot op de aanbouw had laten zakken, durfde ze geen vin meer te verroeren. Daar stond ze, stijf van angst, met Slimpie niet ver van haar vandaan in de boom. Heel rustig had haar vader een ladder gehaald om uiterst voorzichtig de kater te pakken.
Intussen was Ming in het zolderraam verschenen, vanwaar hij overredend tegen haar praatte. Daarna landde er een stevig tafeltje op het dak. Ming kwam naar haar toe en samen klommen ze via het tafeltje en de goot weer door het zolderraam. Eerst hij, waarna hij Ebke met een zwaai over de vensterbank naar binnen tilde. Terwijl ze beiden hun evenwicht probeerden te vinden, voelde Ebke zich vreemd en kwetsbaar. Hij hield haar vast en leek te voelen hoe ze beefde.
'Gaat het wel?' vroeg hij ongerust. Ze knikte; kon geen woorden vinden voor de emoties die in haar opwelden. Hoe zou ze ook, hij was haar broer. Even hadden ze elkaar in de ogen gekeken. Zij had als eerste haar blik afgewend. Alsof er niks gebeurd was, waren ze naar de dierenarts gegaan. Maar alles was veranderd.

'Ze hadden geen pepermuntthee voor je.' hoorde ze hem nu vlakbij haar zeggen. 'Alleen Moroccan mint.'
'Lekker, dank je.' antwoordde ze en zag dat hij koffie voor zichzelf had meegenomen. Ze zwegen terwijl ze dronken. Hij zag eruit alsof hij nog niet genoeg had geslapen.

Na die ontdekking op de zolder had ze met niemand over haar gevoelens en verlangens durven praten. Ze had zich keer op keer voorgehouden dat het niet kon, ook al was hij geen kind van haar ouders. Zoiets vóelde je gewoon niet. Nog afgezien van het feit dat ze niet wist of het wederzijds was. Want stel, stel dat ze een kans hadden en die verspeelden, hoe zou het dan thuis moeten?
Het gemakkelijke, vertrouwde broertje en zusje-contact was langzaam verdwenen. Ebke was in zichzelf gekeerd geraakt. In die periode studeerde Ming ook al in Utrecht. Toen was hij zomaar op reis gegaan, zonder plan en zonder er uitgebreid met hun ouders en haar over te praten. Dat was twee jaar geleden. Soms had hij gebeld. Uit Bazel, uit Thessaloníki, uit Istanbul of Shanghai.

'Waarom ben je weggegaan?' vroeg ze, zacht nu; alle boosheid uit haar stem.
'Ik wilde mijn geboortestreek zien. Ik wilde de landsaard leren kennen. Weten waarom ik me soms zo anders voelde dan de rest van de familie. Op zoek naar je roots, noemen ze dat.' Zijn laatste woorden klonken een beetje cynisch.
'En kón je, of dúrfde je daar niet met ons over te praten?'
'Ik heb het onze moeder uitgelegd. Van pa wist ik dat hij altijd bang was dat ik hen niet goed genoeg zou vinden. Hij hééft nou eenmaal niet zo'n hoge dunk van zichzelf. Misschien omdat hij nooit gestudeerd heeft en ik wel. Jammer, want ik heb veel respect voor hem. Hij denkt dat ik alleen maar heb gewerkt en van dat geld heb rond gereisd.'
'Dus je hebt hém nooit over de echte reden van je reis verteld!' viel ze toch weer uit en schrok van haar eigen felheid.
Hij schudde zijn hoofd. 'Ik was erg van streek toen ik vertrok.'
'En dus ben je twee jaar weggebleven.'
'Ik ben net terug. Ik ben eerst naar huis gegaan en heb verteld dat het goed met me gaat. Ik weet nu dat ik echt hier wil wonen. Ik vroeg ma om nog niks tegen jou te zeggen; ik wilde je eerst zelf zien. Toen ik destijds wegging was ons contact bepaald afstandelijk.' Hij haalde even zijn schouders op. 'Ach, misschien zou ik alles nu heel anders doen.'
Hij zweeg; keek stil voor zich uit. Als bij afspraak stonden ze op.
'Zullen we aan dek gaan?' vroeg hij voorzichtig, terwijl een vrouwenstem hen door de luidspreker maande toch vooral de taxfree shop te bezoeken.

Boven stonden ze aan de reling en keken over de zee uit. Inmiddels was er alweer land te zien en de zon scheen fel in het water. Het schuim siste rond de boot en achter hen dreunden de motoren.
'Ik dacht,' begon hij weer, 'dat je niks meer van me wilde weten. Uit het niets was je je vreemd tegen me gaan gedragen: afstandelijk, onvriendelijk bijna. Ik hield dat niet langer uit.'
Beschaamd boog ze haar hoofd. Wat had ze met haar norse zwijgen deze jongen, haar broer, de steun en toeverlaat van haar jeugd, aangedaan.
'Ik wist niet waarom, maar het leek alsof je opeens een hekel aan me gekregen had.' Hij haalde een boterham uit zijn rugzak en begon bedachtzaam te eten. 'Kijk,' wees hij: 'die wolk is net een olifant.'
'Het lijkt mij eerder een varken,' ging ze mee in hun kinderspel van vroeger. Weer zwegen ze.
We vinden het allebei moeilijk, dacht ze, terwijl ze keek hoe hij het lege zakje in de vuilnisbak gooide.
'Ebke,' zei hij verontschuldigend: 'ik móet echt even douchen, vind je het heel erg?'
Voor het eerst lachte ze tegen hem. Ze had zich altijd al afgevraagd wie er van zo'n faciliteit gebruik zou maken. Toen hij weg was, ging ze aan een picknicktafel zitten. Het was fijn buiten. De wind streek langs haar wangen. Het kwam maar zo zelden voor dat het warm genoeg was om lang aan dek te blijven.

'Vanochtend werd ik door je muziek gewekt,' nam hij de draad van hun gesprek weer op, toen hij helemaal fris naast haar verschenen was. 'Ik heb onderweg stil naar je liggen kijken. Je zag er nog zo hetzelfde uit, een heel klein beetje ouder misschien. Ik ben op mijn reizen nooit meer iemand tegen gekomen die … zo bijzonder was als jij.'
Ze zuchtte. Keek naar de krijsende meeuwen die achter de boot aan vlogen. Ze wilde iets zeggen. Móest het hem vertellen, maar ze kon de woorden niet uit haar mond krijgen. Zenuwachtig scheurde ze een bladzijde uit haar agenda. Haastig schreef ze: 'Opeens was je mijn broer niet meer. Ik was op een andere manier van je gaan houden. Kon me niet voorstellen dat het wederzijds zou zijn.' Toen duwde ze het blaadje in zijn hand en rende het dek over, naar de wc's.

Later vond hij haar aan de andere kant van het schip. De zon scheen op haar rug en ze probeerde woest de tranen uit haar ogen te vegen. Ze voelde hoe hij haar voorzichtig naar zich toedraaide. Zijn warme hand in haar nek zorgde ervoor dat ze haar hoofd op zijn schouder legde.
'Ik kon kennelijk de overstap van zus naar vriendin niet maken,' sprak ze in zijn trui. 'Met mijn hart wel, maar in mijn hoofd niet.'
'Als ik dát geweten had.' fluisterde hij in haar krullen. 'Blijkbaar had ik sowieso een enorme afstand nodig om te beseffen wat mij bezielde.'
Langzaam begon het schip de haven in te draaien. Ze voelde het aan het trillen onder haar voeten.
'Mag het, denk je?' vroeg ze.
'Tuurlijk, gekke meid.' Hij kuste haar natte ogen. Zij ging op haar tenen staan en zoende hem terug. Een beetje beduusd leunde ze daarna tegen de reling.
'Het spijt me zo Ming.' fluisterde ze. Hij keek haar vragend aan. 'Dat ik je heb weggejaagd omdat ik overhoop lag met mijn gevoelens. En vervolgens was ik boos, omdat jij vertrok. In dat licht bezien was mijn heftigheid van vandaag nogal unfair.'
'Wacht, we zijn er bijna,' zei hij. 'Daarom wil ik je nu iets geven.'
Voorzichtig legde hij een klavertje vier in haar hand. Het was geëmailleerd, groen met gouden spikkeltjes.
'Oh … dank je wel!' zei ze en zuchtte van bewondering.
'Ik heb het in Ierland voor je gekocht, toen ik mijn gevoelens voor jou begrepen had.'
'Tijd om ons geluk eens te beproeven?' vroeg ze, zowaar opeens een beetje vrolijk.
Hij lachte tegen haar. 'Tijd ja. Verleden tijd, tegenwoordige tijd, toekomstige tijd …'
Nu moesten ze echter opschieten. De stem uit de luidspreker verzocht hen zich naar hun voertuigen te begeven. Dus gingen ze hand in hand op weg naar beneden.

4 oktober 2014
***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website