MEINEED VOOR MIJNTJE

een kort verhaal van Aladar

Toen ik op mijn zeventiende jaar blind was geworden, meende ik dat de liefde voor mij had afgedaan. Wat toch kan een meisje zien in een blinde jongen? Niets, natuurlijk. Zo dacht ik erover. En ook, de beelden uit mijn ziende verleden bleven mij achtervolgen. Fotografische beelden: Josephine Baker, donker, slank, in een diep uitgesneden avondjapon, met een wijde wellustige mond, hartstochtelijk zingend: C'est un niche charmant; Joan Blondell, met dikke rode lippen, lange aangeplakte wimpers die haar ogen versluierden, en prachtige blote benen met brede dijen, op hooggehakte open schoenen, en voet op de marmeren trede van een avondlijk landhuis; twee naakte vrouwen, gezeten op een rotsrand, die met smartelijke blik het dal in tuurden. Beelden, foto"s, fantomen, uit een onherroepelijk verleden. Uit De Lach, Piccolo en uit AGFA-reclameboeken. Wanneer ik even niet attent was, even met mijzelf alleen, even geen acht sloeg op de wereld om mij heen, sprongen zij op het dove netvlies van mijn gebroken ogen en dansten zij voor mij als duivelse fantasmagoriën. Zij hielden mij af van het leven der blinden, dat zich schreeuwend, lachend en gierend rond mij afspeelde, nadat mijn moeder en mijn zuster mij in het blindeninstituut hadden opgeborgen, voor mijn bestwil uiteraard, opdat ik mijn gym toch nog zou kunnen afmaken. Ik behoorde, met mijn achttien jaren, tot de oudste leerlingen en zat meestal tot diep in de avond in het stikdonkere schoolgebouw, tastend over Ovidius, Euripides en goniometrische vraagstukken. Het was mijn taak de zijdeur van het gebouw af te sluiten, wanneer ik mij naar het woonhuis van de jongens begaf, alwaar ik mijn slaapstede had.

Als gymnasiast behoorde ik tot het handvol bevoorrechte knapen, dat de avond legitiem in dat onbewaakte gebouw mocht doorbrengen. De meesten, die door de duistere gangen en over de verstilde trappen slopen, in de afgesloten lokalen giechelden, in de hoeken van de garderobes en de toiletten ritselden, bevonden zich op voor hen verboden terrein. Zij wisten dat ik hen niet opmerkte. Mijn oostindische doofheid deed mij hun dankbare vriendschap verwerven. Het was echter niet solidariteit die mij dreef, het was louter wat minachtende onverschilligheid. Blinden, blinde meisjes en blinde jongens, op vrijersvoeten, elkaar betastend en elkaar kussend, belachelijk, zielige nabootsing van de gebruiken van de zienden. Voor mij waren blinde meisjes er enkel om mee te praten, wat mee te lachen, en om meerstemmige kampliedjes te zingen bij een slechtgestemde gitaar. Voor hen was de Ars Amandi niet geschreven. En bovendien, ik zag de opengesperde gezichten van mijn moeder en van mijn zuster al, wanneer ik met een blind meisje zou thuiskomen. Moeder, dit is ... mijn meisje. Mijn moeder, mijn zuster, zij zouden eerst niets zeggen, maar, achter de rug van het ongelukkige meisje: Arian, dat is toch geen ernst? Een blind meisje, mijn God. Een blind meisje bestond niet voor hen. Het was niet aardig en niet onaardig, niet knap en niet dom, niet mooi en niet lelijk, het was enkel blind, een blind meisje, het was onbestaanbaar. Blinde meisjes leefden enkel op blindeninstituten en daar behoorden zij te blijven ook. Ik wist het, ik hield mij eraan. Ik hoedde mij zelfs voor blinde meisjes. Velen van hen waren, wist ik van de blinde jongens, heet, bloedheet, erop uit om een jongen aan de haak te slaan, vooral een gymnasiumjongen. Ik hield hen dus op afstand, liet hen begaan met hun blinde jongens. Gelijk een onbewogen Engels gentleman daalde ik des avonds de trappen van het stille schoolgebouw af en liet de sleutel rinkelen aan zijn houten label. Beneden flitsten snelle voeten grinnikend en giechelend de zijdeur uit. Als laatsten Harrie en Marthie, de beau garçon en de belle fille van het instituut, belachelijk.
"Heb jij Harrie in het schoolgebouw gezien?" vroeg Berkhout, de stommerd van een surveillant, steevast.
"Nee. Niet gezien. Ben blind." antwoordde ik, even steevast, terwijl ik, ter beklemtoning, mijn handpalmen voor mijn ogen legde.
"Arian," zei de directeur, toen ik zijn kamer binnentrad, "ik heb je laten roepen om een ernstige zaak op ons instituut met je te bespreken. Jij behoort tot de oudsten en ik behoef met jou niet om de zaak heen te draaien." Hij schraapte zijn keel. Ik wachtte, onwetend. "Ik weet niet of je het al van iemand gehoord hebt, maar eh, ... Marthie is in verwachting ..."
Een waterval van gedachten stortte zich over mij. Harrie natuurlijk. Harrie de hengst, zoals de jongens hem afgunstig noemden. Een knappe jongen, zeiden de meisjes die nog wat zien konden, zeiden ook de surveillantes. Een schemerlamp, zoals men op het instituut een jongen of een meisje noemde, dat zich nog op eigen ogen in het gewoel van de straten der zienden kon begeven. Een schemerlamp, een mooie jongen, een koning in het land van de blinde meisjes. Dat hij de mooie, de lenige, de moedige, de charmante Marthie vrijde, mocht als een rechtvaardigheid van de natuur gelden.
"Marthie zegt dat Harrie de vader is." De directeur trommelde op het blad van zijn schrijftafel. "Tja, tja, als dat zo is, dan moet hij natuurlijk met haar trouwen. Kinderen nog, achttien jaar ieder. Op mijn instituut ..."
"Zij kunnen elkaar overal getroffen hebben, meneer," merkte ik voorzichtig op, wat afwezig, mijn gedachten bij de mooie Marthie, zoals men beweerde, maar die ik niet mocht, omdat zij duidelijk niet voor mij voelde.
"Net goed," dacht ik ook, maar zei: "Per slot gaan beiden in de weekends naar huis en ook in de vacanties. Weet U waar zij heen gaan?
"Dat is zo," stemde de directeur in, toch bezorgd. "Maar Harrie beweert dat hij niets met Marthie te maken heeft. Dat hij enkel maar vriendschappelijk met haar omgaat." De directeur trommelde. "En Marthie zegt dat zij elkaar elke avond in het schoolgebouw hebben getroffen en dat daar ..."
Dat was het dus. Maar ik wilde er absoluut niet bij betrokken worden. Ik mocht Marthie niet en ik vond Harrie een opgeblazen kwal. Mooie jongen, mooi meisje, ik wilde niets met ze te maken hebben. Maar ik heb ze bijna elke avond horen wegvluchten en giechelen, vlak voordat ik beneden aankwam om de deur af te sluiten. Nog daarna, in de bosjes naast het pad.
"Ach, er lopen er altijd zoveel in het schoolgebouw rond," zei ik onnadenkend. "Ik kan ze niet allemaal uit elkaar houden."
"En dat moet maar eens uit zijn!" Bulderde de directeur opeens en bonsde op de schrijftafel. "Dat moet absoluut uit zijn, begrijp je? Wat voor een naam krijgt dit instituut, wanneer de mensen gaan denken dat de leerlingen hier ... En ik waarschuw je, arian, als ik ook maar iets merk, dan trek ik mijn permissie in. Dat moet je goed in je oor knopen."

Ik was beledigd, diep beledigd. Wat had ik met die twee, met die Harrie en die Marthie, met al die vrijende en veugelende blinde paartjes te maken? Ben ik een surveillant? De hele dag, en de volgende dag, had ik er de pest in. Ik hoorde niets van de geruchten en de bakerpraatjes, die door het instituut gonsden. Ik liep alleen, moederziel alleen, door het uitgestorven schoolgebouw. Geen voet roerde zich, geen gesmoorde lach of ritseling verbrak de ruisende stilte. De wind lag eronder.
Ik stapte het doodse schoollokaal binnen om er mijn Engelse thema te maken. Terstond nadat ik de deur achter mij had dichtgedenderd, voelde ik dat ik niet alleen in het lokaal was. Ik stond met mijn rug stijf tegen de boekenkast. Ik kuchte.
"Wie is daar?" vroeg ik ferm en voelde mij meteen belachelijk bij de gedachte dat ik tegen een deinende leegte sprak. Maar er kwam antwoord.
"Ik. Ik ben het." Een kleine stem, die mij enkel vaag bekend voorkwam, een kleine-meisjesstem.
"Wie is ik?" vroeg ik, bars nu, gereed om krachtig in te grijpen.
"Mijntje." Zij haperde, herhaalde, luider nu: "Ik. Mijntje."
"Jezus!" riep ik beduusd. "Wat doe jij hier? Moet jij niet in je bed liggen?"

Mijntje was dertien jaar, MULO-leerling, behoorde tot de jongste lichting van het instituut. Zij was het zusje van Harrie. Opeens, met een snelle schuifeling, stond zij voor mij, stond zij tegen mij aan.
"Arian. Arian," fluisterde zij heftig en haar armen lagen om mijn nek. "Jij mag niets zeggen, niets zeggen. Ik ben uit het raam geklommen om hier naartoe te komen. Ik zal alles voor je doen, als je niets zegt. Arian, je mag alles met me doen, als je niets zegt."
Mijn handen slopen behoedzaam over haar lijf. Ik voelde haar naakte, stevige, soepele huid onder het nachthemd. Haar lendenen drukten zich tegen mijn geslacht dat zich onweerstaanbaar gereed maakte. Ik rook de avonddauw fris in haar haren, ervoer de ongecontroleerde beving van haar spieren, hoorde het snelle roffelen van haar hart. Er klonken tranen in haar stem.
"Harrie mag niet met Marthie trouwen. Met die rotmeid," fluisterde zij. "Zij heeft het erop aangestuurd. Er is een ander meisje voor Harrie, een ziend meisje, een ..." Zij snikte, bevend tegen mijn hals. Ik had horen vertellen dat Mijntje een deemoedige eerbied koesterde voor haar grote broer. Ik dacht aan de verhalen van de Rijn, waarin kuise en trouwe zusters zich opofferden voor het leven en het geluk van hun wilde broeders. "Marthie zegt dat jij alles weet. Dat zij en Harrie ..."
Wij stonden lang tegen elkaar, een eeuw misschien. Mijntje huilde niet meer. Haar smalle koude meisjeshanden trippelden over mijn trui, gleden over de rulle stof naar omlaag, verdwenen eronder.
"Je hebt geen hemd aan," fluisterde zij verrast, verrukt meteen daarna, "Je bent naakt eronder."
Naakt, wat een woord, wat een opwindend woord opeens. Haar zoekende handen tastten over mijn buik, mijn lendenen, mijn rug, blinde handen, tastende handen. De vingers vonden de gevoelige knoppen op mijn borst als grote punten van een levend brailleschrift. Zij hijgde, Mijntje hijgde, in extase.
"Als het zusje even hitsig is als haar broer ..." Meesmuilende jongenspraat, van jongens van zestien, van jongens die net kwamen kijken.
Maar het waren mijn handen die het dunne nachtkleed over Mijntje"s gewillige schouders trokken, en het waren mijn vingers die het ranke meisjeslijf, waarvan de eerste knoppen nog nauwelijks ontloken waren, millimeter voor millimeter verkenden. Er was geen schoolgebouw meer, geen wereld meer, geen ziende wereld meer, geen Arian meer met zijn herinneringen en verlangens nog steeds vastgeketend aan het rijk van zijn moeder en zijn zuster. Er was enkel nog het naakte, het ongeremde, het pure begeren. Mijntje zat met naakt lichaam op naakte knieën voor mij. Met trillende gebaren knoopte zij mijn ribfluwelen broek los, met eerbiedige gebaren schoof zij mijn slip omlaag. Gretige vingers en tedere palmen onderzochten en liefkoosden mijn mannelijkheid: De zware neerhangende zak waarin de uitgezette ballen in het glanzende zaad dreven, de warme klevende liezen, het stugge geurende haar erboven, het uitgeschoven hooggerichte lid. Haar handen bevoelden en bekneedden alles. Zij perste haar aangezicht tegen mijn onderbuik. Klamme handen omvatten mijn roede. En toen was er de mond, haar mond, Mijntje"s mond, twee felzuigende lippen, een fanatieke tong, het vocht van een mondholte. Ik spoot, ik raasde, ik raasde mij uit. Mijn schreeuw, mijn steunen, mijn kreunen, mijn snikken moeten door alle gangen en langs alle trappen van het nachtstille gebouw geëchood hebben. Dat moet, zeer zeker. Ik huilde in de armen van de kleine Mijntje, in haar bemoedigende smalle armen, tegen haar moederlijke kleine borstjes. Ik had kwaad gedaan, minder kwaad, geen kwaad, misschien goed ... misschien. Zeker is, dat ik geen Harrie en geen Marthie uit het verboden gebouw heb horen wegvluchten, avond na avond, maandenlang. Marthie verliet het instituut en Harrie verliet het, maar hij trouwde, een paar jaren later, met het ziende meisje.

De telefoon. Snel neem ik de hoorn van de haak. Een zachte kleine stem die mijn vraag afsnijdt:
"Arian, ik ben weer thuis. Kom je?"
"Wanneer, Mijntje?"
"Meteen."
Zij hangt op. Ik hang op. Het verschil tussen negentien jaar en dertien jaar is zes jaren en dat is veel. Het verschil tussen negenentwintig jaar en drieentwintig jaar is eveneens zes jaren, is niet veel. Blinde meisjes, blinde vrouwen, bloedhete vrouwen, heerlijke geliefden.

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website